Aanpassingen aan het VVPR-bis regime vanaf 1 januari 2022

Aanpassingen aan het VVPR-bis regime vanaf 1 januari 2022

topics

 

Het zogenaamde VVPR-bis stelsel (waarbij geen 30% maar 15% roerende voorheffing verschuldigd is) wijzigt.  Een samenvatting van de stand van zaken m.b.t. de wijzigingen:
 

  1. In de huidige regeling is er een éénmalige wachttermijn van toepassing voor de verlaging van de roerende voorheffing en deze termijn wordt gekoppeld aan het ogenblik van de inbreng. In principe zijn dividenden onderhevig aan 30% roerende voorheffing. Maar met ingang van 1 juli 2013 werd een verlaagd tarief roerende voorheffing ingevoerd voor dividenden van aandelen, die zijn uitgegeven door KMO's, naar aanleiding van een kapitaalsverhoging van een bestaande vennootschap of bij de oprichting van een nieuwe vennootschap. De roerende voorheffing wordt verder verlaagd tot 20% voor de dividenden verleend of toegekend uit de winstverdeling van het tweede boekjaar na dat van de inbreng. Vervolgens wordt de belasting finaal verminderd tot 15% voor de dividenden verleend of toegekend uit de winstverdeling vanaf het derde boekjaar na dat van de inbreng. In de oorspronkelijke voorgestelde nieuwe regeling (= voor dividenden toegekend of betaalbaar gesteld vanaf 01.01.2022) werd de start van wachttermijn echter gekoppeld aan het ogenblik van de volledige volstorting van de bedragen waarop bij de oprichting van de vennootschap of kapitaalverhoging is ingeschreven.
    Het gevolg hiervan is dat de wachttermijn zo verlengd wordt voor die vennootschappen die gewerkt hebben met 'niet-opgevraagd kapitaal'.  De Raad van State stelde dan ook de vraag of dit geen afbreuk doet aan de gerechtvaardigde verwachtingen van die vennootschappen.
     
  2. Voor vennootschappen die gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid tot vrijstelling van de volstortingsverplichting voorziet het regeringsamendement een mogelijkheid tot regularisatie door middel van een verhoging van de inbreng zonder uitgifte van nieuwe aandelen. Deze regularisatiemogelijkheid wordt voorzien voor vrijstellingen van de volstortingsverplichting tussen 1 mei 2019 en de datum van de bekendmaking van deze bepalingen door de ministerraad. Volgens de raad van State moet in het belang van de rechtszekerheid de 'datum van bekendmaking van deze bepaling door de ministerraad' worden vervangen door de concrete datum van die bekendmaking.

    De regering heeft nu met deze kritiek rekening gehouden. 

  • Er is geen sprake meer van een wijziging van de wachttermijn. De start van de wachttermijn blijft dan ook gekoppeld aan het ogenblik van de inbreng (en dus niet meer aan de volledig volstorting). Hierdoor worden de vennootschappen die gewerkt hebben met 'niet-opgevraagd kapitaal' dan ook niet langer geconfronteerd met een mogelijke verlenging van de wachttermijn. 
  • De regularisatie van de vrijstelling van de volstortingsverplichting door een verhoging van de inbreng zonder uitgifte van nieuwe aandelen is enkel mogelijk indien de vrijstelling van de volstortingsverplichting is gebeurd in de periode tussen 1 mei 2019 en 15 december 2021.

Wijzigingen :

- Volledige volstorting van initieel onderschreven sommen

Een van de toepassingsvoorwaarden van het VVPR-bis stelsel luidt dat de onderschreven sommen (van de aandelen met verlaagde RV) volledig volstort moeten zijn.  Naar aanleiding van de vervanging van het wetboek van vennootschappen door het wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV) is echter voor de meeste rechtsvormen geen sprake meer van een minimumkapitaal. Daarom werd op fiscaal vlak hier de vereiste van een minimumkapitaal afgeschaft op de verhogingen en verminderingen van kapitaal doorgevoerd en dit vanaf 1 mei 2019. Ingevolge het verdwijnen van deze minimumkapitaalvereiste hebben een heel aantal vennootschappen (waarvan het kapitaal slechts gedeeltelijk volstort was) vanaf 1 mei 2019 dan ook beslist om de inbreng in de vennootschap te verlagen door een vrijstelling van volstorting van de onderschreven sommen.  De Rulingcommissie ging akkoord dat zulke vennootschappen voortaan in aanmerking kwamen voor de verlaagde roerende voorheffing.  Maar de regering vond dit maar niets want de wetgever heeft volgens hen nooit de bedoeling gehad de verminderde voorheffing in die situatie toe te laten.  Het amendement wil hieraan verhelpen door expliciet te vermelden dat de initieel (!) onderschreven sommen bij de uitgifte van de aandelen volledig volstort moeten zijn om te kunnen genieten van het VVPRbis-regime.  Tegelijk wordt er wel in een overgangsregeling voorzien voor die vennootschappen die sinds 1 mei 2019 en 15 december 2021 (= de datum van bekendmaking van de nieuwe regeling) een vrijstelling van volstorting van de destijds onderschreven aandelen hebben doorgevoerd. Deze vennootschappen kunnen alsnog in aanmerking komen voor het VVPRbis-stelsel indien zij een kapitaalverhoging in geld zonder uitgifte van nieuwe aangifte doorvoeren waardoor de inbreng opnieuw het initiële niveau van vóór de vrijstelling van volstorting bereikt. Die kapitaalverhoging moet vóór 31 december 2022 doorgevoerd zijn.  M.a.w. voor een BV betekent terug naar de notaris gaan.

- Uitsluiting van de creatie van preferente aandelen

In het bestaande VVPRbis-stelsel geldt de verlaagde roerende voorheffing slechts voor zover er bij de kapitaalverhoging geen preferente aandelen worden gecreëerd. Omwille van interpretatiemoeilijkheden hieromtrent vervangt de wetgever nu dit verbod van de uitgifte van preferente aandelen door een verbod in te voeren van aandelen die een voorkeurrecht genieten ten aanzien van de deelname in het kapitaal, in de winst of bij de verdeling van het maatschappelijk vermogen.
Dit verbod slaat dus niet op andere aandelen met voorkeursrechten die bestaan in het hebben van bijvoorbeeld een meervoudig stemrecht.

- Ook wordt de bestaande antimisbruikbepaling uitgebreid

Vandaag wordt er bepaald dat als een persoon een inbreng doet in geld, die voortkomt uit een kapitaalvermindering (die dateert van de vastklikregeling) van een vennootschap die verbonden of geassocieerd is met die persoon, het bedrag van die inbreng niet in aanmerking kan komen als zogenaamd VVPRbis-kapitaal.
De wetgever wil nu daaraan toevoegen dat ook uitgekeerde liquidatiereserves, die onderworpen werden aan het tarief van 5 % RV, evenmin aangewend kunnen worden als VVPRbis-kapitaal.

De nieuwe regels zullen van toepassing zijn op dividenden toegekend of betaalbaar gesteld met ingang van 1 januari 2022.

 

Oudere berichten
29/04/2024

-

accountancy & fiscaliteit

Ontvang relevante updates